top of page

Na 3 jaar cultuurportfolio vind ik het wel interessant om de balans eens op te maken als het aankomt op mijn cultuurbeleving.


Wat ik vooral heb geleerd na 3 jaar cultuurportfolio is dat ik zeker niet de persoon ben die zich heel sterk uitdaagt op vlak van cultuur. Ik blijf graag in de dingen die ik ken en interessant vind omdat ik weet dat die dingen mij goed liggen. Zo ga ik graag naar toneelvoorstellingen en lees ik graag boeken over moordzaken of psychologische aspecten. Dit zijn dingen waar ik mij echt in kan ontspannen en dat is wat cultuurbeleving voor mij moet zijn: ontspanning.


Gedurende het middelbaar werden mij zo vaak dingen opgelegd waardoor ik net als de typische leerling alle motivatie verloor. Dat is iets waar ik de afgelopen jaren al veel op heb ingezet als het aankwam op leesmotivatie bij jongeren. Leg ze niet te veel op, geef en keuzevrijheid, zet in op differentiatie. Anders heeft het vaak net het omgekeerde effect.


Ik merkte doorheen de afgelopen jaren dat ik het fijn vond om op zoek te gaan naar cultuurevenementen, toneelstukken of andere voorstellingen die mij echt interessant leken. Voor dit cultuurportfolio ging ik vaak gewoon mee omdat anderen mij vroegen. Dat is wel degelijk veranderd: ik kijk ondertussen geregeld op websites of in brochures zodat ik op de hoogte blijf van dingen die worden uitgevoerd. Ik denk dat dit ook wel echt zo zal blijven. Ik vind het echt fijn om lezingen bij te wonen over interessante onderwerpen, toneelstukken te gaan bekijken, concerten bij te wonen. Iets wat ik voordien gewoon echt veel minder deed.

Waarin ik ook sterk ben gegroeid is het feit dat ik vaker gesprekken heb met mensen over voorstellingen, boeken en dergelijke. Ik hoor graag de mening van anderen en geef dan ook graag mijn mening. Ik merk dat ik hier al heel veel uit geleerd heb en dat ik zelfs bepaalde boeken op een heel andere manier ben gaan bekijken door zulke gesprekken.


Al bij al heb ik een fijne tijd beleefd op vlak van cultuurbeleving. En ik beloof dat mijn avontuur hier nu nog niet zal stoppen.



 
 
 

Eind vorig schooljaar kregen 3.740 leerlingen van het tweede middelbaar uit 115 Vlaamse scholen een toets wiskunde voorgeschoteld van het Steunpunt Toetsontwikkeling en Peilingen (STEP), een samenwerking tussen de KU Leuven en de Universiteit Antwerpen. Ook kregen 5.568 leerlingen uit 193 scholen een toets Nederlands. De onderzoekers wilden weten of onze leerlingen de nieuwe eindtermen rond basisgeletterdheid behalen. Het gaat om absolute minimumvereisten die elke leerling aan het einde van het tweede middelbaar moet behalen om mee te kunnen draaien in de samenleving. Daarnaast zijn er ook de klassieke eindtermen, die kunnen verschillen naargelang de richting die een leerling volgt.


Ik wil in deze blogpost focussen op de resultaten voor Nederlands aangezien dat mijn vakgebied is. Het volledige artikel met naar de resultaten voor Nederlands ook de resultaten voor wiskunde is onderaan deze blogpost te raadplegen.


Voor Nederlands is het nieuws relatief optimistisch.

Voor luisteren scoort 98 procent van de scholieren een goed basisrapport.

Evenveel leerlingen uit de A-stroom scoren voldoende voor leesvaardigheid. In de B-stroom haalt 1 op de 5 dat basisniveau niet op het einde van het tweede jaar.

De leerlingen kregen ook een schrijfoefening op de computer. Een boodschap overbrengen in een gepast taalregister lukt prima. Daarbij dan geen spelfouten maken, ligt moeilijker.

Ondanks de goede resultaten wil professor Rianne Janssen van STEP er niet uitsluitend een goednieuwsshow van maken: “Als we internationaal vergelijken in het basisonderwijs, dan blijkt dat we in Vlaanderen de eindtermenlat voor lezen niet zo hoog leggen. De resultaten zijn positief, maar we mogen nu zeker niet op onze lauweren rusten.”


De rol van de leerkracht en de thuissituatie


Uit het onderzoek blijkt dat er een samenhang is tussen de prestaties van de leerlingen en de ervaring van de leerkracht voor de klas. Professor Van Dooren: "In de B-stroom geven vaker leerkrachten les die minder ervaring hebben. Vaak hebben ze geen bachelordiploma voor het secundair onderwijs, maar bijvoorbeeld wel voor het lager onderwijs of soms zelfs het kleuteronderwijs. De B-stroom kent zeer specifieke uitdagingen, dan moet je vakdidactisch erg sterk zijn om er te kunnen lesgeven."

Professor Janssen vult aan: "Het is niet de bedoeling om met een beschuldigende vinger naar de jonge leerkracht te wijzen. Mogelijk krijgen zij net moeilijkere klassen? Of verschilt hun lerarenopleiding met die van een eerdere generatie? Dat moet verder bekeken worden."


Er is ook een link tussen de sociaal-economische achtergrond van leerlingen en hun toetsprestaties. De thuistaal blijkt daarbij geen doorslaggevende factor, zegt Van Dooren: "We zien dat leerlingen die thuis een andere taal spreken dan het Nederlands, het minder goed doen. Maar dat hangt wellicht meer samen met de sociaal-economische thuissituatie van die leerlingen. Want als je hen vergelijkt met Nederlandstalige leerlingen met eenzelfde sociaal-economische achtergrond, dan doen ze het even goed. Daarnaast zijn schoolse vertraging, leerstoornissen of een thuis die weinig aandacht heeft voor wat er op school gebeurt, belangrijke factoren."


Het volledige artikel kan je hier terugvinden:


 
 
 
  • Foto van schrijver: Jasna
    Jasna
  • 23 dec 2022
  • 2 minuten om te lezen

Dit jaar kregen we voor Nederlands de opdracht waarbij we werden ondergedompeld in het bieden van taalondersteuning. Ik ging samen met Hilde aan de slag in het Heilig Hart te Turnhout bij de klas 3OL. We werkten met deze leerlingen 6 uur rond lezen, voorlezen en leesmotivatie.


Deze lessen hebben mij wel enorm veel bijgeleerd. Ik besefte dat lezen voor deze leerlingen echt enorm moeilijk was en ik ben dan ook op zoek gegaan naar een jeugdboek dat voor deze leerlingen haalbaar was. Ik wilde dit boek eventueel kunnen inzetten tijdens opvulmomentjes in de les of indien we sneller klaar waren met een bepaalde opdracht.

Tijdens een gesprek gedurende de lunchpauze kreeg ik van Ief de tip om het boek 'het meisje en de soldaat' de lezen. Een dun boekje dat makkelijk leest maar ook een fijn verhaal is. Ik ben het boek 's avonds onmiddellijk in de bibliotheek gaan halen.


ree

Het verhaal speelt zich af tijdens Wereldoorlog I. Een blind meisje woont met haar mama en tante in een herberg. Haar papa vecht momenteel mee aan het front. Het meisje houdt ervan om buiten op een bankje te zitten. Op een dag ruikt het meisje een onbekende geur naast zich. Er blijkt een Afrikaanse soldaat op het bankje te zitten. Hij is erg ongelukkig in dit koude land en mist zijn vrouw en zoontje. Elke dag dat hij niet aan het front is, komt hij naar het bankje. Hij vertelt het meisje over zijn land, zij vertelt over haar papa. Op een dag is de soldaat er niet. Het meisje is in paniek en ze gaat naar hem op zoek





Het fijne aan het boek vond ik dat elk hoofdstuk vanuit een ander vertelperspectief werd geschreven. Dit boek zou je dus heel makkelijk voor lessen rond dit onderwerp kunnen inzetten. Net door dit verschillend vertelperspectief zag ik heel wat mogelijkheden om dit boekje in te zetten tijdens de lessen bij 3OL. Zo zou ik leerlingen in duo's kunnen verdelen en dan elks een hoofdstuk laten lezen waarbij de ene het perspectief van het blinde meisje leest en de andere van de soldaat. Ik heb het jammer genoeg niet kunnen gebruiken omdat onze voorziene opdracht alle tijd in beslag namen, maar ik neem deze ideeën zeker mee naar de toekomst.




 
 
 
bottom of page