Hoe pakt het Heilig Hart Instituut in Kessel-lo armoede aan?
- Jasna

- 23 dec 2022
- 4 minuten om te lezen
Zoals ik in een vorige blogpost al zei, ben ik zeer sterk bezig met (kans)armoede op school. Ik vind het dan ook zeer interessant om te kijken hoe specifieke scholen hier mee omgaan.
Directeur Thijs Craane van het Heilig Hart instituut in Kessel-lo ziet elke dag wat armoede is. Veel leerlingen van zijn school hebben het thuis niet breed. Wegkijken is geen optie voor zijn team. Betuttelen evenmin. Een armoedebeleid met soep, ‘ons kent ons’ en gespreide facturen. Ik ben benieuwd
Thijs Craane: “Uit noodzaak denken onze leerlingen vaak op korte termijn. ‘Sorry, ik had geen tijd voor schoolwerk, ik ben nu fulltime pizzakoerier‘, krijg je wel eens te horen. Ze kloppen liever veel uren zodat ze aan de buitenwereld hun mooie spullen kunnen showen. Moeilijk te vatten dat er dan geen geld is voor schoolboeken, maar wel de realiteit. Als je te weinig hebt, is je grootste bekommernis om niet uit de boot te vallen. Dan zijn de nieuwste iPhone en hippe Nikes van levensbelang.”
Dit aspect hebben we ook behandeld bij diversiteit. Die avond zag ik op één een reportage over armoede in het onderwijs waarbij een moeder haar verhaal kwam doen. Wat blijkbaar opvallend was voor veel kijkers, was dat deze vrouw gelnagels had. De reacties die ik toen las waren misselijkmakend: 'Geen geld hebben voor eten en boeken voor uw kind, maar wel uw nageltjes kunnen laten doen'. Ik ben blij dat directeur Craane hierover ook iets zegt in het artikel.
Thijs Craane: “Armoede heeft veel gezichten. Je hoeft niet met een lege brooddoos naar school te komen om krap te zitten. Gebrekkige hygiëne, nooit een balpen bij, ontbijten met Redbull en een broodje? Erg uiteenlopende signalen, maar we herkennen ze wel. Als een leerling met enkel een zak chips in de refter zit, zetten we zonder gedoe een kom soep voor zijn neus. ‘Je vergeet je soep’: geen klasgenoot die wat merkt. Vorig schooljaar kwam een papa op de eerste personeelsvergadering vertellen hoe zijn gezin vroeger de eindjes aan elkaar knoopte. Een eyeopener, want de meesten van ons zitten zelf niet in financiële problemen. Al hebben we ook alleenstaande collega’s met kinderen voor wie het op het einde van de maand wél nipt is. Die mensen zijn een enorme meerwaarde voor ons team, en voor onze werkgroep tegen armoede. Op veel vragen vinden we nog geen oplossing, maar mijn team heeft wel de feeling om de juiste vragen te stellen.”
Ik denk dat het gesprek aangaan, en vragen durven stellen een heel belangrijke stap is. We mogen onze ogen niet langer sluiten voor dit fenomeen. Het is er, en we moeten hiermee leren omgaan. Heel fijn om te lezen dat deze school een werkgroep tegen armoede heeft.
Thijs Craane: “Hier heeft iedereen zijn schoolmateriaal bij de start van het schooljaar, of dat nu betaald is of niet. Desnoods bestellen we de boeken zelf en gaan we later in gesprek. Dure leerwerkboeken die amper op de bank komen? Kan niet. Als we voor onze sportwetenschappers een grafische rekenmachine overwegen, proberen we eerst of het zónder kan. En de kapperspullen voor haarzorg kopen we indien nodig zelf en verhuren we.”
“Als de leerling maar niet het kind van de rekening is. Stel je voor dat jij de enige in de les bent zonder boeken, omdat je ouders het niet kunnen betalen: verschrikkelijk gevoel, toch? Soms hoor ik ze nog, de tenenkrullende verhalen over leerlingen die hun diploma niet krijgen omdat er nog een onbetaalde rekening ligt te wachten. Een koehandel met leerlingen als onderpand, kwaad word ik ervan.”
Dit gaf ik ook al aan in een vorige blogpost. Zulke praktijken kunnen we toch echt niet goedkeuren? Kinderen die hun boeken niet krijgen en daardoor al van in het begin een achterstand oplopen. Ik vind het schrijnend dat sommige scholen zo nog steeds handelen.
Thijs Craane: “Al onze inspanningen ten spijt: vijf keer per jaar krijgt elk gezin een schoolrekening in de bus. Onderaan vermelden we altijd dat je contact kan opnemen met de school als je moeilijk kan betalen, maar dat blijft een torenhoge drempel. Als facturen onbetaald blijven, nodig ik ouders uit op school. Voor een open gesprek, met mij alleen. Het gevaar dat je betuttelend overkomt, is reëel. ‘Hoe kan ik je helpen’, ‘wat moet je hebben’, ‘we zullen dat hier even regelen’: met dat toontje van de zelfvoldane middenklasser raak je mensen in hun trots. Als je uitlegt dat ze echt niet de enige zijn en dat we niemand verdenken van kwade wil, vind je vaak wel een opening. We maken deel uit van een grote school, maar met driehonderd leerlingen is onze vestiging best klein. Ons kent ons, en dat is een voordeel om zo’n gevoelig onderwerp aan te kaarten. We spreiden betalingen. We geven uitstel, springen met ons sociaal fonds bij als een leerling dreigt af te haken voor de schoolreis. En als deel van een veel grotere school kunnen we financieel tegen een stootje. Maar ‘doe maar op, de school betaalt wel’: dat is een fout signaal. Als al onze pogingen op niets uitdraaien, als we na jaren nog geen cent zien, dan schakelen we een incassobureau in. Een beslissing die wringt, een oplossing waar niemand bij wint. En als blijkt dat het gezin al in schuldbemiddeling zit, laten we onze eis vallen. Met onze werkgroep tegen armoede willen we ons sociaal fonds versterken en op een dag die incassobureaus buiten spel zetten. Door nog meer met ouders in dialoog te gaan. Wij kunnen armoede niet uit de wereld helpen. Maar mensen waardig behandelen, samen naar oplossingen zoeken en leerlingen aan een betere toekomst helpen: dat lukt ons wel."
Deze laatste zin vind ik zo belangrijk. Neen, een school kan armoede zeker niet oplossen. Maar de kleine dingen die deze school doet, zijn zo belangrijk voor leerlingen en dat is zo enorm veel waard.
bron:

Opmerkingen